Argentijnse tango|Argentijnse Tangoclub|Nieuws|Agenda|Cursusdata|Artikelen|Links|Contact


















Een trieste gedachte die je kunt dansen

Enrique Santos Discépolo – de filosoof van de tangoDoor Petra Broomans
La Cadena No. 80 – Juni 2002

Februari. Het is bloedheet in Santiago. De straten zijn vol bussen, taxi’s, auto’s, voetgangers. Wij zijn op weg naar La iglesia de La Merced. In de kerk zal het vast prettig koel zijn, maar we zijn eigenlijk op zoek naar iets anders. Iedereen kent wel de begintonen van de tango Carillón de la Merced. Als je er in het echt naar wilt luisteren moet je naar La iglesia de La Merced gaan, in het oude centrum van Santiago. Na een aantal blokken te hebben gelopen, komen we bij Plazuela Merced. Aan de overkant staat de kerk, enkele meters naar rechts staat de gedenkplaat die in 1994 werd onthuld, als hommage aan de componist Enrique Santos Discépolo (1901-1951). De gedenkplaat oogt groezelig, we nemen een paar foto’s en enkele mannen verderop staan glimlachend en wat verbaasd naar dit tafereel te kijken. Een moeder en dochter, duidelijk niet van hier, bij een klein stukje tangogeschiedenis waarvan de sporen, zo blijkt weer, niet alleen in Buenos Aires te vinden zijn.

In 1928 was Discépolo in gezelschap van Alfredo Le Pera met de theatergroep “la Compañía Faustino Sarmiento” in Santiago in Chili. Discépolo hoorde het carillon spelen en vond de melodie zo mooi dat hij besloot een tango op basis van de melodie te maken.

Yo no sé por que extraña
razón encontré,
Carillón de Santiago,
que está en la Merced,
en tu son inmutable
la voz de mi andar
de viajero incurable
que quiere olvidar

“Ik weet niet om welke vreemde reden ik je ben tegengekomen, Carillon van Santiago, daar in la Merced, in jouw onveranderlijke klank weerklinkt de stem van mijn gaan, onverbeterlijke reiziger die alleen maar vergeten wil.”

Samen met Alfredo Le Pera, die vanaf 1932 samenwerkte met Carlos Gardel en eveneens bij het vliegtuigongeluk in Mendellín omkwam, schreef Discépolo de tekst. Naar mijn weten is dit de enige tekst die Le Pera en Discépolo samen schreven (1). De vrouw van Discépolo, de Spaanse zangeres Tania (haar echte naam was Ana Devis) zong op 23 januari 1931 in het theater Victoria in Santiago Carillón de la Merced voor het eerst. In juni van hetzelfde jaar nam Orquesta Típica Victor de tango op met zang van Ernesto Fama. Tania was sinds 1928 met Discépolo samen. Bij de onthulling van de gedenkplaat op 27 maart, de geboortedag van Discépolo, was de toen 93-jarige weduwe ook aanwezig.

De onverbeterlijke reiziger, waarvan sprake is in de eerste strofe, die alleen zijn eigen voetsporen hoort en reist om te vergeten, ja wat, misschien het leven zelf, zou ook een goede beschrijving kunnen zijn van Discépolo zelf. Eerst iets over zijn jeugd. Zijn vader Santo Discépolo, geboren in 1850 in Napels, emigreerde in 1871 naar Buenos Aires, was actief in het culturele leven en componeerde ook een aantal vroege tango’s rond 1900. Zijn moeder heette Luisa Deluchi. Enrique was hun vijfde en jongste kind. Zijn vader stierf toen hij vijf was, zijn moeder drie jaar later. Hij moest daarna bij een tante wonen, waar hij erg ongelukkig was. Dit jeugdtrauma zou hij zijn hele leven met zich mee blijven dragen. Hij heeft over zijn jeugd later het volgende gezegd: “Toen werd mijn verlegenheid angst en mijn droefheid veranderde in het gevoel voor altijd een mislukkeling te zijn.” Toen hij 10 was ging hij bij zijn 14 jaar oudere broer Armando, een theaterman wonen. Die is van grote invloed op Discépolo geweest. Hij introduceerde hem in het theater en leerde hem de verschillende vormen van theater te onderscheiden. Het gebruik van het groteske, het absurde theater zoals dat van de Italiaan Pirandello sprak Discépolo erg aan. Zijn fascinatie voor het theater deed hem besluiten toneelspeler te worden en hij debuteerde als 16-jarige. Discépolo heeft zijn hele leven als acteur gewerkt. Behalve acteur was hij dichter, filosoof, musicus, componist, toneelschrijver, filmmaker, regisseur, kortom een uomo universale. Hij was een van de weinigen die zowel tekst als muziek maakte voor zijn tango’s.

Enrique Discépolo was een kleine, nerveuze man. Vol sarcasme, bitterheid en zwarte humor, ook ten opzichte van zijn eigen persoon. Discépolo vertolkte zijn adagium dat de tango “een trieste gedachte is die je kunt dansen” bitterzoet in zijn tango’s. De bitterheid, het sarcasme, zijn pessimistische kijk op het leven en “la tristeza” vind je ook in zijn teksten waarvan ik straks een paar voorbeelden zal geven. Hij zou pas in de laatste jaren van zijn leven succes krijgen. Hij is ongetwijfeld al tijdens zijn leven door zijn tango’s onsterfelijk geworden, maar voor ze wat geld opbrachten heeft Discépolo het economisch heel moeilijk gehad.

Als tangocomponist debuteerde hij met Bizcochito (“Koekje”) in 1925, de tekst was van José Antonio Saldiás. In 1928 werd hij bekend met Esta noche me emborracho (“Vanavond ga ik me bezatten”), zijn eerste grote hit zou je kunnen zeggen. Deze tango gaat over een man die plotseling een oude geliefde tegenkomt waarvoor hij ooit alles heeft opgegeven, zijn vrienden, alles. Hij wil er niet meer aan denken hoe deze vrouw wier schoonheid vergaan is, zijn leven heeft verwoest en, zie wat er van haar is overgebleven! “Vanavond word ik dronken, ik ga zuipen en goed ook, om maar niet te hoeven denken.”
Yira Yira (“Draai maar door”, 1930), en dan vooral het tweede gedeelte ervan, is een mooi voorbeeld van hoe Discépolo een meester is in het scheppen van een bepaalde sfeer. Door de melodie is hij in staat een gevoel van geluk of droefheid naar boven te halen. De inhoud van de tekst is donker en sceptisch in de trant van “het kan niemand iets schelen, ook al ben je gesloopt door het leven, gebroken door verdriet, verwacht geen hulp, geen helpende hand, geen gunst”. Maar bij Discépolo past de melodie zo goed bij de tekst, dat de melodische lijn ook voor een slaapliedje gebruikt zou kunnen worden. Dit heeft natuurlijk een grotesk effect, want welke moeder zou deze pessimistische woorden in een slaapliedje voor haar kind gebruiken?
Een van zijn bekendste tango’s is Cambalache (Ruilmarkt) uit 1935. Een tango vol ironie, waarvan het zeker is dat Discépolo dit niet als een politieke tango heeft bedoeld. (2) Toch is deze tango lange tijd verboden geweest in Argentinië. De politieke lading die er door anderen aan is gegeven komt misschien door zijn scherpe observaties van de crisis in de jaren dertig in Argentinië. In die zin is Cambalache nog steeds actueel!

Uno (Mijzelf) met muziek van Mariano Mores, uit 1943 bevestigde het unieke van zijn tangodichterschap. Het is een zeer persoonlijke tekst waarin al zijn personages, maar bovenal zijn eigen ik, worden samengevat. Een felle, scherpe tekst om iedere keer weer bij te huilen. “Maar God liet jou mijn noodlot zijn, zonder te weten dat het al te laat is, want ik weet niet hoe ik nu nog van jou zou kunnen houden. Laat me alleen om te huilen, te lijden onder het leven, ten prooi aan de marteling te huilen om mijn eigen dood…” Kan de eenzaamheid van het leven en de teleurstelling in de liefde mooier worden verwoord? Een andere tekst die tot mijn favorieten behoort is Sin palabras (Zonder woorden, 1946), ook met muziek van Mariano Mores. “Een lied zonder woorden dat jou straft voor je verraad waar ter wereld je het ook hoort…” Discépolo schreef gemiddeld een tango per jaar. Hij heeft zelf eens gezegd dat hij sneller een toneelstuk schreef dan een tango.

De betekenis van Discépolo voor de tango is vooral gelegen in de diepte van zijn tangoteksten. Discépolo was een authentiek dichter, creatief en een scherpe observateur. Hij was een bohémien die leefde van café tot café. In de cafés van Buenos Aires trokken veel van zijn personages aan hem voorbij. Vermengd met zijn eigen eenzaamheid en teleurstelling in het leven vatte hij het existentiële van de mens in zijn teksten samen. In die zin heeft hij de hele thematiek van de tango veranderd. In drie minuten wist hij de filosofische problemen van het leven te typeren. Discépolo wordt door zijn literaire pessimisme als een van de voorlopers van het existentialisme gezien. In sommige Franse naslagwerken wordt zijn naam in verband gebracht met filosofen als Sartre. Dat zijn tangopoëzie van grote betekenis is geweest kan ook aan deze internationale waardering afgemeten worden. De filosoof van de tango stierf ten gevolge van een hartaanval op 23 december 1951.

Discépolo werd door zijn vrienden, onder andere Troilo, liefkozend Discepolin genoemd. De tango Discepolin, die Troilo kort voor de dood van Discépolo met tekst van Homero Manzi had gecomponeerd werd na zijn overlijden op plaat gezet. Een tweede tango, Responso, bedoeld als requiem, kwam op de B-kant te staan. De twee tango’s werden door Troilo opgenomen met arrangementen van Astor Piazzolla.

Bronnen: o.a. La Historia del Tango 4 – ‘Sucesos’; Jorge Provens Pardo – “Tania, la que no se olvida”, Estampa Tanguera, mayo, 1994 en Archivo Argentijnse Tangoclub.

Enkele andere vertolkingen van Carillón de la Merced:
Rodolfo Biagi, zang Jorge Ortiz
Alfredo De Angelis, zang Carlos Dante
Hector Presas, zang Luis Pedreros
Gabriel Clausi, zang Manuel Rodriguez
Natalio Tursi, zang Mario Lopez
(1) Alfredo La Pera (1904-1935) heeft veel tango’s met Gardel gemaakt. La Pera schreef meestal de teksten, o.a. voor El día que me quieras, Mi Buenos Aires querido, Volver, Por una cabeza, Volvió una noche en Melodía de Arrabal. Ook heeft hij veel filmmanuscripten voor Gardel geschreven.
(2) Discépolo was ook politiek actief. Hij schreef onder het pseudoniem van “Mordisquito” felle artikelen tegen de vijanden van het peronisme.